Kernpunten van de Montessori werkwijze

Maria Montessori was een Italiaanse arts en hoogleraar in de antropologie die zich haar leven lang heeft ingezet voor wat zij ‘de rechten van het kind’ noemde. Ze bedoelde daarmee dat het kind recht heeft op onderwijs en opvoeding die gericht is op een volledige en vrije ontplooiing, waardoor het kind de kans heeft een vrij en onafhankelijk mens te worden.

Op Montessori kindcentrum de Plotter werken wij volgens de opvatting die zij ontwikkeld heeft; De Montessoriwerkwijze. De werkwijze heeft in de afgelopen 50 jaar veel modernisering ondergaan, maar de essentie blijft: het kind staat centraal. Hieronder leest u meer over de kernpunten van haar visie.

Leren en ontwikkelen

Activiteit is kenmerkend voor het leven en dus ook voor het kind: het is nieuwsgierig en wil de omgeving leren kennen. Die behoefte om te leren komt van binnenuit, maar het is de omgeving die prikkels moet leveren. De energie die het kind hierbij aan de dag legt heeft een scheppend karakter, het oefent voortdurend en langdurig. Het kind is daarin zeer actief; het kan heel goed aangeven waar het door geboeid wordt.

Kinderen verschillen wezenlijk van volwassene; zij hebben eigen behoeften en activiteiten. Deze komen tot uiting in periode waarin een kind meer dan ervoor of erna ontvankelijk is voor het leren van bepaalde kennis en/of vaardigheden. Montessori noemt dat de gevoelige periode. Daar sluiten we dan ook bij voorkeur op aan.

Al die ontwikkelingen die het kind de eerste levensjaren doormaakt vinden plaat in wisselwerking met de omgeving waarin het kind opgroeit. Ouders, broertjes en zusjes, andere familieleden, maar ook het land, de cultuur waar het in opgroeit maken deel uit van die omgeving. Allerlei indrukken prikkelen het kind om zich te ontwikkelen. Het is belangrijk dat deze prikkels een positief karakter hebben. Een kind heeft behoefte aan veiligheid en liefde, maar ook aan interessante bezigheden waarmee hij de wereld kan ontdekken.

Zelfstandigheid

Montessori was van mening dat aan al deze energie een onbewuste doelgerichtheid ten grondslag ligt; het kind wil groot worden. De slogan ‘help mij het zelf te doen’ vervat dan ook de kern van het Montessori onderwijs en de Montessori opvoeding. De samenleving is ingewikkeld en voor kinderen niet onmiddellijk toegankelijk. Op kindcentrum de Plotter helpen wij hen hier zicht op te krijgen. Wij leren hen kiezen, bieden kennis en vaardigheden aan waardoor het kind die omgeving kan gaan verkennen. Het kind wil ook zelf minder afhankelijk en steeds zelfstandiger worden.

Dat proces van ‘groot’ worden moet het kind zelf doorlopen; niemand kan dat voor hem of haar doen. Daarom is het volgens Montessori zo belangrijk dat het kind de vrijheid krijgt om zijn omgeving te ontdekken en de dingen zelf te doen die het zelf ook kan. Het kind heeft daarbij de hulp van de volwassenen in zijn omgeving nodig.

De basisschool van kindcentrum de Plotter bestaat uit een onderbouw, een middenbouw, (incidenteel een tussenbouw) en een bovenbouw. Door deze indeling zitten er kinderen van verschillende leeftijden in een klas en is ieder kind in zijn/haar schoolloopbaan meerdere keren de jongste, de middelste of oudste binnen een sociale groep geweest. Dit draagt in belangrijke mate bij aan hun persoonlijke en sociale ontwikkeling. De rol die de kinderen in een groep hebben, wisselt. Een kind leert hulp vragen en te geven. Kinderen kunnen elkaar stimuleren; ieder kind zal ervaren dat het plezierig is om samen te werken en zich sociaal te gedragen.

De 'voorbereide omgeving': inrichting van de ruimte

In de Montessori gedachte is de inrichting van de ruimte van groot belang. Het wordt de ‘voorbereide omgeving’ genoemd. In deze omgeving moeten de kinderen de materialen kunnen vinden die hun belangstelling opwekken en waarmee ze zelfstandig aan het werk kunnen. Welke materialen dat zijn, hangt af van de leeftijden in de groep. De groepen zijn op Montessori kindcentrum de Plotter aangepast aan het kind. Alles is op kinderhoogte, de tafels, stoelen, kasten en het keukenblok.

Eigen werkkeus

Tijdens het dagelijks werken in de groep wordt tegemoetgekomen aan de spontane belangstelling en de kinderen kiezen hun eigen werk. De leerkracht let erop dat die keuze in de juiste verhouding staat tot de mogelijkheden (talenten en beperkingen) van het kind. Er zitten ook veel regels aan die vrijheid vast die het samen leren en leven in een groep mogelijk maken. Het is een vrijheid in gebondenheid!

Omgaan met elkaar

Eén van de uitgangspunten van ons Montessori kindcentrum is dat kinderen met plezier bij ons komen. Voor een goede sfeer zijn duidelijke regels en afspraken nodig. Maar, net zo belangrijk, duidelijke regels zorgen ervoor dat kinderen zelfstandig kunnen werken en/of spelen. De regels en afspraken maken we met de kinderen in de groep. Uitgangspunt hierbij is wederzijds respect en iedereen in zijn waarde laten. Deze regels zijn gebaseerd op drie basisregels:

  • regels voor het omgaan met elkaar
  • regels voor het omgaan met materialen
  • regels voor het bewegen binnen en buiten het Montessori kindcentrum.

De regels voor het omgaan met elkaar worden visueel ondersteund. Het protocol hangt in elke groep.

De regels zijn de basis van de Kanjertraining binnen het onderwijs en de buitenschoolse opvang en hebben een directe link naar de uitgangspunten van ons Montessori gedachtengoed. Het is niet voor alle kinderen altijd even eenvoudig zich aan de afspraken te houden; er zijn van die dagen dat ‘het stormt’. Ook hier hebben we als pedagogisch begeleider en leerkrachten te maken met individuen: niet ieder kind kan op dezelfde manier worden aangesproken. En bovendien zullen kinderen proberen of de grenzen niet wat verlegd kunnen worden.

Op het Montessori kindcentrum de Plotter is een veiligheidsprotocol aanwezig dat als uitgangspunt van ons kindcentrum dient. Mocht u toch ontdekken dat uw kind zich niet prettig voelt in de groep, neem dan contact op met de leerkracht of pedagogisch begeleider. Hij/zij kan uw kind dan helpen en in de groep nieuwe afspraken maken.

Kiezen binnen individuele grenzen

Kinderen kiezen zelf hun werk en spel. Dit binnen de individuele grenzen. De vrijheid is afhankelijk van:

  • Kiezen kinderen goed op niveau?
  • Kiezen kinderen gevarieerd?
  • Doen kinderen wat ze doen moeten om zich optimaal te ontwikkelen?
  • Is de veiligheid gewaarborgd?

Binnen de kinderopvang is de vrijheid hierin wat groter, omdat hier de vrijetijdsbesteding van groot belang is. Binnen het basisonderwijs leren kinderen plannen in hun weekplanner. Het werk dat de kinderen beheersen, wordt afgetekend in hun doelenboekje en verzameld in het kindwerkdossier. Dit zodat ze zelf kunnen zien wat ze beheersen en wat nog moet gebeuren.

Groepsindeling

Bij het indelen van de groepen kijken wij naar het individuele kind. Verder wordt er gekeken naar:

  • Goed onderwijs afgestemd op het specifieke kind
  • Een evenwichtige verdeling van kinderen die extra begeleiding nodig hebben.
  • Broertjes en zusjes. Zij worden bij voorkeur in verschillende groepen geplaatst, tenzij er een reden is om dit niet te doen.
  • Evenwichtige verdeling van aantallen per jaargroep in een heterogene groep.
  • Evenwichtige verdeling van drie basisschool jaargroepen.
  • Afspiegeling van de samenleving.
  • Elk kind zit met kinderen in de groep met wie het graag/goed speelt/samenwerkt.
  • Groepen ongeveer even groot.
  • Evenwichtige verdeling jongens/meisjes indien mogelijk, juiste leeftijdsopbouw en sociale context.

Met elkaar zorgen we ervoor dat de omgeving er netjes en verzorgd uitziet. Hierdoor voelen kinderen zich verantwoordelijk voor hun omgeving. De kinderen hebben allemaal een eigen plantje en verzorgen die ook. Als kinderen rommel maken, moeten ze dat zelf opruimen. En met een eigen ‘zorgje’ of ‘taakje’ heeft ieder kind een eigen rol in het schoonhouden van het kindcentrum. Denk daarbij aan het stoffen en schoonmaken van de kast en schoonmaken van het aanrecht.

Wat we samen smerig maken, maken we samen ook weer schoon.